Nebbiolo

Ik zou ze een grote oneer aandoen door mijn favoriete druif niet als eerste writing te gebruiken; nebbiolo.


Eerst en vooral: laat de mythe varen dat nebbiolo is vernoemd naar de nebbia of mist uit de Langhe en Langa. Ampelografie (het bestuderen van wingerds) is niet zo romantisch als men denkt. Druiven worden niet vernoemd naar geografische toevalligheden, gebouwen of weersomstandigheden. Wél naar personen (manzoni bianco), plaatsen (nero d’avola), personen én plaatsen (müller-thurgau), kleuren (pinot noir), geuren (moscato) en karakteristieken. En die laatste, dat brengt ons naadloos bij nebbiolo. Lekker bezig Gianluca.

Nebbiolo verwijst inderdaad naar nebbia maar nebbia verwijst dan weer naar de witte dikke natuurlijke waas dat op het druifje ligt. Laat je dus nooit nog iets wijsmaken over de mist van de Langa of ik stuur de bulldog Nancy Pelosi op je af.

Nebbiolo wordt door José Vouillamoz (de ampelograaf der ampelografen, een beetje zoals Diego Maradona de voetballer der voetballers is) omschreven als “Piemonte’s, arguably Italy’s, most revered wine grape; very old variety capable of producing perfumed, expressive, ageworthy wines of great beauty.” Ook vermeld hij, samen met andere experten, dat nebbiolo “without a doubt one of the world’s five or six great cultivars” is. Mooi, zeker, maar waarom? En hoe zit het met de achtergrond?


De allereerste vermelding dateert van 1268 onder de naam nibiol waarna de vermeldingen in geschriften zich snel opvolgen (1292, 1295, 1299, 1340, ..) Dat nebbiolo destijds al een reputatie had kan je afleiden van een wet dat in 1402 werd opgemaakt dat bepaalde dat er “erge straffen” zouden worden toegediend aan diegenen dat wingerds van nebbiolo beschadigen.

Vanwege de leeftijd van nebbiolo is het vooralsnog onmogelijk gebleken om met DNA-testen te achterhalen wie de genetische ouders van nebbiolo zijn, hoogstwaarschijnlijk zijn de “ouders” dan ook al uitgestorven. Wel is er een offspring relationship met freisa, een hechte band met bubbierasco (de naam alleen al!) en een neef/nicht relatie met viognier en mondeuse. En aangezien mondeuse op haar beurt de papa/mama is van niemand minder dan syrah is syrah genetisch gezien niet ver van nebbiolo.. Dus, voor de scherpen onder ons; nebbiolo is rechtstreeks gelinkt aan über-Franse druiven zoals syrah en viognier. Geef toe dat ampelografie interessant kan zijn?

 


Nebbiolo is een druif met kleine en compacte trosjes en diep ingesneden bladvorming. Ze komt reeds vroeg in bloei maar is een erg late rijper, ruim na die andere belangrijke blauwe druiven voor de Langhe, namelijk dolcetto en barbera. Het kan een weelderig druifje zijn qua rendement dus het “moet” ingeperkt worden maar het is ongelooflijk kieskeurig qua klimaat en bodem. Doorgaans prefereert het bodems rijk in kalk dat doorspekt zijn met mergel en zandsteen. En toevallig kan je deze bodems erg veel vinden in de Langa, maar iets minder in Langhe.

Vanwege dat nebbiolo zo laat rijpt zal je ze enkel aantreffen op de meest kwalitatieve wijngaarden en heuvels dat gericht zijn naar het zuiden/zuidwesten en dat nog het liefst een bricco, het toppunt van de heuvel. Nebbiolo wordt enkel door pinot noir gerivaliseerd als de druif dat het meest minutieus bodem en macro/meso/microklimaat kan laten spreken. Net daarom dus ook dat nebbiolo het statuut van een der meest nobele druiven van de wereld terecht ook verdient.

Nebbiolo heeft een lage pH (lees: veel aciditeit), weinig anthocyanen, veel tannines en een hoog potentieel alcoholgehalte. Binnen de koffiewereld zou dat een dubbele espresso betekenen. Niet voor de faint hearted onder ons dus.

Nu even een technische maar wel erg belangrijke uitleg. De kans is groot dat u al wel zal opgemerkt hebben dat een wijn van 100% nebbiolo zelden een diepe, intense kleur heeft. Daar is een reden voor en dat ga ik trachten toe te lichten. Eerst in een complexe vorm, erna in een wat meer begrijpelijke vorm. Het moet ontspannend blijven hé.

Nebbiolo’s anthocyanen bevatten slechts kleine hoeveelheden van de stabiele kleurstof malvidine-3-glycosidine (slechts zo’n 23%) en zijn daarentegen hoofdzakelijk opgemaakt van de makkelijk oxiderende peonidine en, weliswaar slechts beperkt, cyanidine glycosiden. In mensentaal zorgt dat er dus voor dat alhoewel nebbiolo een druif is dat erg hoog is in tannines het tegelijkertijd een onstabiele kleur heeft. Daarom heeft bijvoorbeeld een Barolo, hoe kwalitatief ook, reeds van jonge leeftijd een lichte intensiteit van kleur met vaak al een roestige/oranje rand. Een andere druif dat bijvoorbeeld wél veel malvidine-3-glycosidine in haar anthocyanen heeft is bijvoorbeeld syrah, vandaar dus ook haar diepe kleur. U merkt het, dit is hier allemaal niet ter ontspanning hé?

Van nebbiolo bestaan er twee verschillende biotypes/genotypes en drie verschillende phenotypes (rustig, geen paniek, het zal zo meteen duidelijk worden);


i) Rosé

Eigenlijk is nebbiolo rosé à la lettre géén nebbiolo maar een totaal verschillende druif want beide druiven hebben een verschillend DNA. Historisch gezien worden beide druiven echter vaak als één en dezelfde vernoemd met de rosé zijnde als een biotype. Wat dus eigenlijk fout is.

Nebbiolo rosé rijpt ook iets vroeger dan haar mama en is ook iets gevoeliger aan valse meeldauw, rot en zwarte botrytis. Daarentegen is rosé wel een heel erg interessant druifje: het is iets hoger in productie maar heeft wel een heel erg uitgesproken floraal aroma met de verdere karakteristieken van haar moeder. Ian d’Agata, een van wijnwerelds meest gerespecteerd Italofielen beschrijft het als “an utterly compelling, mesmerizing perfume that is truly unforgettable”. Need to say more?

Weliswaar is er wel één erg groot verschil: het is lichter in kleur en dus ook body en dat was begin jaren ’90 tijdens de bodybuilder-period eigenlijk een virtuele kiss of death. Mede dankzij Mr. Robert Parker zocht heel de wijnwereld naar druiven met veel power, body, alcohol en.. Kleur. En ook daardoor werd rosé erg intensief verwijderd gedurende die periode waarvan ze tot op heden nog steeds niet hersteld is. Het is hier en daar nog te vinden in wijngaarden in Langhe, in de regio Valle d’Aosta en in Lombardia in Valtellina waar het dan weer chiavennaschino (niet chiavennasca..) noemt. Voor de Valtellina-fans onder ons; in Valtellina kan je het makkelijk vinden in de crus Sassella en Inferno, crus waar het in de zomer, u raadt het al, erg warm kan worden. En nebbiolo rosé, oftewel chiavennaschino, is beter bestand tegen droogte en dat maakt het vandaag de dag een niet oninteressante druif.

Als u net zoals mij geïntrigeerd bent door nebbiolo rosé, de basis-Barbaresco van Marchesi di Grésy bevat tot 30% nebbiolo rosé en is inderdaad effectief een lichtkleurige van erg aromatisch en zachte Barbaresco. Ook in Barolo kan je ze vinden maar dan zal je portefeuille het wel geweten hebben: Vigna Elena, een Barolo Riserva dat enkel in de beste jaren wordt geproduceerd van een wijngaardje van 0,92ha. De wijn wordt geroemd om haar aroma’s van zoete kruiden, rozen, wilde aardbei, violet, iris, witte peper, mineralen en zelfs marsepein onderbouwd met een heftige dosis tannines en aciditeit. Een wijn dat probleemloos decennia kan rijpen. Laat het me vooral weten als je een flesje opent thuis, ik kom Covid-proof wel meeproeven. Graag gedaan, dank je wel.


ii) Lampia

Lampia is het meest wijdverspreide biotype van nebbiolo en is eigenlijk de nebbiolo zoals wij ze doorgaans kennen. Lampia is ook het biotype dat aangeplant staat in het hyperinteressante up and coming Alto Piemonte (zeg over 15 jaar vooral niet dat je het niet wist, die writing volgt zeer snel, overigens!) maar daar noemt men nebbiolo dan weer naar het locale synoniem spanna. Vanuit lampia is nebbiolo verder geëvolueerd naar de sub-biotypes bolla, picotendro/picoutener, chiavennasca & michèt.

(1) Bolla. Het meest productieve biotype maar laag in kwaliteit. Verboden in Barolo. Vandaag de dag bijna volledig uitgetrokken en praktisch onvindbaar.

(2) Picotendro/Picoutener. Een biotype met een erg donkere kleur maar beperkt qua aroma. Te vinden in Piemonte maar ook in de regio Valle d’ Aosta onder de naam Picoutener.

(3) Chiavennasca. Het biotype dat aangeplant staat in Lombardia, en dan hoofdzakelijk in de Valtellina.

(4) Michèt. Het derde phenotype. Michèt is eigenlijk idem aan lampia maar met een grote maar. Michèt is namelijk aangetast door grapevine fan leaf virus of kortweg GFLV. GFLV is een desastreus virus dat wordt verspreid door nematoden, zijnde microscopische wormpjes. GFLV zorgt ervoor dat het rendement van een druif scherp naar beneden zakt (bij nebbiolo gemiddeld 30%, bij cabernet sauvignon tot 80%!). Michèt is aangetast door GFLV waardoor het kleinere druifjes produceert met erg compacte trosjes, erg getande bladgroei met minder vruchtbaarheid. Paradoxaal genoeg produceert michèt wel erg kwalitatieve wijn dus sommige wijnboeren beslissen om er alsnog mee te blijven werken.

Vooralsnog bestaat er geen oplossing voor GFLV dus eens een wingerd aangetast is, is het voor de rest van haar leven. Als je wijngaard wordt aangetast dan moet je het ofwel doen met een pak minder opbrengst ofwel je wijngaard verwijderen, de grond saneren, laten rusten en opnieuw aanplanten met gezond plantmateriaal. Een duur proces dat een decennium tijd in beslag neemt eer je opnieuw wijn kan produceren van de bewuste wijngaard. En dan zijn er uiteraard nog de misgelopen inkomsten.

Vorige
Vorige

De enige échte waarheid over de link tussen Barolo & Frankrijk