De enige échte waarheid over de link tussen Barolo & Frankrijk

 

Het is verrassend hoe moeilijk het is om relevante en correcte historische gegevens terug te vinden over de historie van Barolo. Uiteraard is wijnbouw in Piemonte iets dat eeuwen teruggaat, tot aan de tijd van de Romeinen, toen Alba nog Alba Pompeia heette. Maar echte data of geschriften mankeren eigenlijk.

Een belangrijke datum is 1844. Het is in dat jaar dat glas in gans de regio werd geïntroduceerd voor het gebruiken van bottelingen voor wijnen. De oudste overlevende fles Barolo is daarentegen nog wel een stukje ouder, vreemd genoeg. Er is 1 fles, in handen van de familie Manzone, dat voor zover bekend ruim de oudste fles Barolo is bekend bij historici. Een flesje genaamd “Canubi 1752” en het flesje dat indirect ook de reden is voor de (mogelijk overdreven) status van de wijngaard(en) Cannubi.

 

Barolo heeft eigenlijk heel erg veel te danken aan de Conte di Cavour Camillo Benso, de graaf van Cavour. Hij was een spilfiguur voor de Risorgimente of unificatie van Italië in 1871 en werd daarvoor ook beloond door de allereerste 1ste minister van Italië te worden.

Veel belangrijker voor ons, wijnnerds (ja, jij, ja), is dat hij een wijngek was, geobsedeerd door Bourgogne en haar pinot noir. Het was Benso die de oenoloog Pier Francesco Staglieno midden 19de eeuw inhuurde om zijn wijnen kwalitatief te verbeteren. En dat was een meesterlijke zet. Hij bracht de hygiëne naar een veel hogere standaard wat het niveau van volatiele aciditeit en oxidatie drastisch deed kelderen bij de wijnen. En, vooral, Staglieno zorgde voor een warmere kelder wat ervoor zorgde dat Barolo uitvergiste waardoor alle suikers omgezet werden naar alcohol. Tot dan was Barolo eigenlijk een zoete wijn. Inderdaad ja, zoet.

Het resultaat was op korte tijd zo indrukwekkend dat Benso met veel trots zijn wijnen van het Castello di Cavour (tot op vandaag een wijnproducerende azienda!) liet proeven aan de Marchesa di Barolo.

re dei vini, vino dei re
— Carlo Alberto

De Marchesa, op haar beurt ook onder de indruk, huurde ook Staglieno in om de wijnen van het Castello di Barolo te verbeteren. Zij liet dan vervolgens haar wijnen proeven aan de koning, Carlo Alberto, wat vervolgens heeft gezorgd voor de ondertussen legendarische zin “re dei vini, vino dei re”.

Vaak wordt er echter een heel andere verhaal naar voren gebracht en wordt er veel meer krediet gegeven aan Louis Oudart, een bekende oenoloog uit Reims wonende te Genova die ook werd ingehuurd door Benso. Oudart arriveerde net tijdens of net na (bronnen spreken elkaar tegen) Staglieno tewerkgesteld was bij Benso. Het klassieke verhaal is dan ook dat Oudart eigenlijk diegene is dat Barolo uit het slop haalde en het perfectioneerde naar Frans model. Maar dat verhaal wordt nu sinds enkele jaren helemaal ontkracht.

 

In recent gevonden brieven dat dateren van 1845 staat inderdaad dat Oudart werkte voor Benso nadat hij zich hiervoor aanbood. Zijn project was gebaseerd op het produceren van een schuimwijn in de traditionele methode (zoals een Champagne) maar dan met autochtone druiven uit Piemonte. Een project dat overigens in mineur eindigde.

Barolo wint vervolgens aan naam en prestige tot eind 19de eeuw meeldauw en phylloxera arriveerden in Europa vanuit USA. Een eerste catastrofe maar de echte nekschoten zouden pas volgen na WOI en vooral WOII. Wijngaarden en ganse regio’s helemaal in vernieling. Na de chaos dat er achterbleef na WOII, gepaard met armoede en de weinige mankracht dat er nog restte, gaat Piemonte, en bij uitbreiding gans Italië, een zwarte periode door. Ook vandaag de dag is het bijna even realistisch om morgen tegen een eenhoorn aan te lopen als een Barolo van de jaren ’40, ’50 of ’60 te kunnen vinden. Zeker, er zijn zeldzame producenten zoals pakweg Bartolo Mascarello en Teobaldo Cappellano die nog wel een miniscule productie hadden, maar dan mocht je al wel flink zoeken hoor.

 
 

In een poging van de Europese Unie om de economie te doen heropbloeien in de jaren ’50 en ‘60 worden er grote subsidies uitgedeeld voor het heraanplanten van wijngaarden waardoor aanplantingen explosief stegen, helaas wel met druiven dat kwalitatief niet interessant zijn of internationale druivenrassen. En het is ook deze bladzijde in de historie dat vervolgens doorslaggevende gevolgen zou hebben voor Italiaanse wijnbouw. Gigantische kwantiteiten gepaard met doorgaans miniscule kwaliteit met als triest dieptepunt het methanol-schandaal in 1986. Het is pas omstreeks midden jaren ’90 dat hier definitief zal van afgestapt worden en Italiaanse wijn dat negatieve imago van zich afschudt.

Het keerpunt in Langhe volgt weliswaar snel. En maar goed ook. Ook enkele producenten van barberawijnen uit Piemonte waren betrokken bij het methanol-schandaal en dat liet zich ook gigantisch voelen bij de verkoopcijfers van producenten in Langhe. Een extra reden om de focus steeds meer te verleggen naar kwaliteit. En dan hielp moeder natuur door nog een extra duwtje in de rug te geven: 1988, 1989 en 1990 werden drie opeenvolgende succesjaren met als uitsteker 1989 dat nu nog steeds wordt omschreven als vintage of the century. Barolo werd zo de eerste Italiaanse wijnregio dat internationale naam en faam kreeg en werd een voorbeeld voor andere Italiaanse wijnregio’s.

 

Werden er dan helemaal geen goede wijnen geproduceerd in Langhe midden jaren ‘70 en ’80? Jawel, absoluut, maar het is zoeken. Producenten zoals onder meer Bartolo Mascarello, Bruno Giacosa, Giacomo Conterno en Angelo Gaja produceerden absoluut erg mooie dingen. Maar zij zijn uitzondering.

Uiteindelijk is Barolo op die manier, ondanks haar oude naam, nog maar een jonge wijnregio, zeker vergeleken met Bordeaux en Bourgogne.

Vorige
Vorige

De origine van primitivo

Volgende
Volgende

Nebbiolo